Op het einde van de zestiende eeuw verhuisde de van oorsprong joodse familie Duarte vanuit Portugal naar Antwerpen. Daar legde Diego (I) Duarte de basis voor een bijzonder lucratieve handelszaak in edelstenen en juwelen. Zijn zoon Gaspar (I) en kleinzoon Gaspar (II) kenden grote professionele successen en leverden juwelen aan de hoven van onder meer Engeland, Frankrijk, de Nederlandse Republiek en het Habsburgse Rijk. Dankzij hun rijkdom, konden de Duarte’s in hun stadspaleis aan de Meir kunst verzamelen en muziek maken, en hun artistieke fijnzinnigheid trok bezoekers uit heel West-Europa aan. De kunsten waren een katalysator voor hun handel, maar vormden tevens een universele taal die de familie Duarte toeliet de religieuze en geografische grenzen te overstijgen. In 1691, met de dood van Diego (II) Duarte, kwam een einde aan het Antwerpse verhaal van de Duarte’s binnen de juwelenhandel.
De Duarte’s waren wellicht de belangrijkste zeventiende-eeuwse juwelen- en edelstenenhandelaars in Antwerpen, maar die positie bereikten ze niet zonder inspanning. Dankzij doorzetting, hard werk, de liefde voor de kunsten en een wijdverspreid familienetwerk, en geholpen door de geografisch centrale positie van Antwerpen, slaagden deze ondernemende kosmopolieten erin om tegenslagen en religieuze discriminatie te overwinnen. En in de intimiteit van hun woning verenigden ze de wereld van de handel, de kunsten en de diplomatie in een omgeving waar iedere fijnzinnige bezoeker, los van zijn of haar religieuze achtergrond, welkom was.