Deze website maakt gebruik van bestanden (zoals cookies) en andere technologie. Door verder te surfen, stem je in met het gebruik hiervan.

Banner Image

De Tweede Wereldoorlog betekende in België een belangrijk keerpunt binnen de zilversector. Een korte opflakkering meteen na de oorlog zorgde voor een productiestijging en uitzonderlijk hoge verkoopcijfers en deed op die manier vermoeden dat de zilver- en bestekproducenten zich volledig zouden kunnen herpakken. Al snel werd echter duidelijk dat de realiteit heel anders was. Producenten en verdelers van zilveren bestek kregen af te rekenen met hoge zilverprijzen en stevige concurrenten onder de vorm van goedkopere materialen, sluikinvoer van minderwaardige producten vanuit Duitsland en een reeks nieuwe luxeartikelen waaronder de auto en de televisie. Ook de levensstijl van het publiek veranderde: men wenste geen tijd meer te besteden aan het poetsen van zilver en koos daarom voor alternatieve materialen die geen onderhoud behoefden en gemakkelijk in de vaatwasmachine konden.

Voor de wereldtentoonstelling van 1958 in Brussel werd een laatste inspanning geleverd om de bezoekers ervan te overtuigen dat het de goede kant op ging met de zilversmeedkunst. Op een enkele poging na, zoals die van de Belgische ontwerper Victor Kockerols na, misten de inzendingen echter durf en werkelijke vormvernieuwing.
De modernistische vormgeving die de jaren 1950 en 1960 zo typeerde, kreeg bij de Belgische bestekproducenten om verschillende redenen nooit echt voet aan de grond. Enerzijds was er een gebrek aan interesse, anderzijds leende de nieuwe vormgeving zich minder voor de productie van zilveren bestek dan voor de productie van roestvrijstalen en witmetaal bestek.

Terwijl België halsstarrig vasthield aan haar vertrouwde productassortiment, werd in het buitenland volop geëxperimenteerd met nieuwe vormen, nieuwe principes en nieuwe materialen. Kortere stelen, ronde lepelbakken en een korter meslemmet in combinatie met strakke lijnen, eenvoud en evenwicht bepaalden de nieuwe vormentaal.
Enkele bestekproducenten waaronder Delheid frères en Wiskemann NV vulden hun gamma aan met een beperkt aantal modernistische bestekmodellen om op die manier in te kunnen inspelen op de vraag van de consument. Bruno Wiskemann ontwikkelde geen eigen aanbod, maar maakte een afspraak met Gerritsen en van Kempen en werd zo verdeler van één van de meest succesvolle Nederlandse bestekmodellen in België. Op een enkeling na waren de Belgische bestekproducenten en -ontwerpers niet langer geneigd zich te laten inspireren door buitenlandse tendensen.

Globaal gezien waren de jaren van 1958 tot 1990 een donkere periode voor de Belgische bestekproductie, met problemen van verschillende aard die door een gebrek aan flexibiliteit moeilijk of niet te overwinnen waren. Behalve Wiskemann NV overleefde geen enkele producent van zilveren bestek deze langdurige crisis.